Koptische kloosters - Karel Innemée
Gods levende doden
KORTE INHOUD
Een monnik leidt een bestaan aan de rand van de samenleving. Dat wordt misschien niet meer zo ervaren in het Europa van de twintigste eeuw, maar in Egypte, waar het kluizenaars- en monnikenleven is ontstaan in de vierde eeuw, is dit eigenlijk nog steeds zo. Kloosters bevinden zich in de woestijn, de woonplaats van wilde dieren en boze geesten, waar een gewoon mens alleen naartoe gaat als hij dood is en wordt bijgezet op een begraafplaats. Een monnik is dan ook eigenlijk een levende dode: hij heeft afscheid genomen van zijn familie, en zijn biologisch bestaan is tot een minimum teruggebracht. De Heilige Macarius (vierde eeuw) stelde de doden als voorbeeld voor de jonge monniken: of ze nu vervloekt of gevleid worden, ze reageren niet en zijn noch beledigd noch trots. Zo leeft de monnik als het ware tussen twee werelden; zijn lichaam, hoe ondergeschikt ook, is nog op aarde, maar zijn geest heeft al afscheid genomen van alle aardse geneugten en passies. Tot op de huidige dag geloven Egypti