TAAL EN WOORDKUNST - ROEFFAERS
een filosofische verkenning
KORTE INHOUD
Schrijven over taallijkt op de wedren van de haas tegen de schildpad. Men haalt de taal nooit in. Men is altijd op achtervolging aangewezen. Taalkundigen beschrijven de taal a posteriori en taalfilosofen denken er, Ietterlijk, over na, maar de levende taal blijft voortvluchtig. Zij Iaat hoogstens sporen na. Taalkundigen en taalfilosofen zijn spoorzoekers. Dichters proberen de taal te verschalken. Zij nodigen de taal uit over zichzelf te spreken. Taal is een fascinerend verschijnsel, al was het maar omdat ze zovele gezichten heeft. Achtereenvolgens onderzoekt de auteur in het spoor van taalkundigen en filosofen haar binnenkant (De Saussure en Chomsky) en haar buitenkant (Plato, Wittgenstein, von Rumboldt, Sapir-Worf). Verder keert hij de taal binnenstebuiten (Derrida) en beschrijft hij ze (in het spoor van Regel) van binnenuit. Ten slotte toont hij via een analyse van de esthetische ervaringen aan hoe taal tot woordkunst openbloeit. Op die manier biedt hij een rationeel verantwoord inzicht in de mens als talig...