Vom Klassizismus bis Jugendstil - Jos Vandenbreeden, Françoise Dierksens-Aubry
KORTE INHOUD
Al te vaak hebben architectulrhistorici en critici in de 19de-eeuwse bouwkunst uitsluitend dat gezien wat het vooruitgangsgeloof bevestigt. Ze bewonderden de durf van de bruggenbouwers, rekenden de spanwijdte na van de Machine-zaal die Dutert en Contamin voor de Parijse Wereldtentoonstelling van 1889 bouwden en stelden zich voor hoe de flaneurs verrukt keken naar de laatste mode in de immense uitstalramen van de nieuwe warenhuizen. De ingenieurs stonden in hoog aanzien en op de architecten werd neergekeken. Deze laatsten hadden van de stad immers een “vreemdsoortig stijlencarnaval"’ gemaakt, zoals P. de Hauleville het in 1867 uitdrukte. Hierbij vergat men al te gemakkelijk hun kennis van bouwkunde en architectuurgeschiedenis, evenals hun inspanningen ter verfraaiing van de stad. Onophoudelijk hebben de 19de-eeuwse architecten de formele mogelijkheden van nieuwe materialen afgetast om te beantwoorden aan door veranderde zeden en gedragspatronen vereiste bouwprogramma’s en om aldus tot een architectuur te komen...