Schriftuurlijke verhalen in het Oude Testament - G.J. Venema
Deuteronomium 9-10; 31 ; II Koningen 22-23 ; Jeremia 36 ; Nehemia 8
KORTE INHOUD
De verhalen uit het Oude Testament zijn - hoe fraai ook ' gestructureerd - niet geschreven omwille van de structuur, maar als getuigenis van een bepaalde geschiedenis; zij willen iets van de- lezers en hoorders. De Schriftuurlijke verhalen hebben een bijzonder belang in dit verband. Op beslissende momenten, voor en na de intocht van Israel in het land der beloften en voor .en na de Babylonische ballingschap, speelt, telkens een boek een doorslaggevende rol.
In vier vertellingen vormen schrifturen een centraal motief: Deuteronomium 9-10; 31, II Koningen 22-23, Jeremia 36 en Nehemia 8. Met name het boek van de tora speelt daarbij een opvallende rol. Mozes schrijft dit boek en plaatst het naast de ark van het verbond, waarin zich de stenen tafelen bevinden die zijn beschreven door .God. Daarmee geeft hij aan dat zijn gezag en dat van het 'boek dat hij heeft geschreven, afgeleid zijn. Enerzijds heeft' deze handeling een relativerend effect, want zijn boek blijkt niet het Woord Gods te zijn. Anderzijds verbeeldt z...
In vier vertellingen vormen schrifturen een centraal motief: Deuteronomium 9-10; 31, II Koningen 22-23, Jeremia 36 en Nehemia 8. Met name het boek van de tora speelt daarbij een opvallende rol. Mozes schrijft dit boek en plaatst het naast de ark van het verbond, waarin zich de stenen tafelen bevinden die zijn beschreven door .God. Daarmee geeft hij aan dat zijn gezag en dat van het 'boek dat hij heeft geschreven, afgeleid zijn. Enerzijds heeft' deze handeling een relativerend effect, want zijn boek blijkt niet het Woord Gods te zijn. Anderzijds verbeeldt z...
Details
2001Uitgever: Eburon Uitgeverij280 paginasTaal: NederlandsISBN-10: 905166804XISBN-13: 9789051668049Koop dit boek tweedehands
bij volgende verkopers
Stel vraag Softcover
Paperback, 270 pagina's Delft, Eburon 2000 [Auteur: Venema, G.J.] [Jaar: 2000] [Titel: Schriftuurlijke verhalen in het Oude Testament. Deut. 9-10: 31, II Kon. 22-23, Jeremia 36, Nehemia 8. (Diss.)]
